1 van 11

Hoe herken je wittevlieg?

Wittevliegen zijn geen echte vliegen, maar behoren net als blad-, wol-, dop- en schildluizen tot de suborde van de plantenluizen. Volwassen exemplaren zijn 2-3 mm groot, ze hebben vleugels en kunnen vliegen. De larven zitten meestal vast op de onderkant van de bladeren. Ze hebben alleen in een heel jong stadium poten, daarna niet meer en dan kunnen ze zich niet meer verplaatsen. De larven zijn ovaalvormig en doorschijnend wit tot lichtgeel. Het laatste larvenstadium wordt pop genoemd, ze zijn te herkennen als een soort doosje dat op het blad ligt. De volwassen wittevlieg komt naar buiten door een T-vormige scheur in de pop. Met hun speciaal daarvoor aangepaste snuit prikken de wittevliegen de floeemvaten van de plant aan. Door de overdruk in de vaten stroomt het plantensap naar binnen. Op deze manier krijgen de wittevliegen een overmaat aan suikers binnen die ze weer uitscheiden in de vorm van honingdauw.

Schade door wittevlieg

Wittevlieg vormt vooral in kasgewassen een groot probleem. De aantasting kan zo hevig zijn dat bij aanraking van de plant een grote zwerm wittevliegen opstijgt. Met name de larven zuigen plantensappen en scheiden het teveel aan suikers uit in de vorm van grote hoeveelheden honingdauw. Honingdauw zorgt ervoor dat de planten kleverig (“vet”) worden. Bovendien kan in de honingdauw roetdauwschimmel gaan groeien, waardoor de bladeren zwart worden. Dit hindert de fotosynthese. Wittevliegen zijn daarnaast beruchte overbrengers van virussen.