Hoe herken je trips?

Trips kun je herkennen aan de franje aan de achterzijde van hun vleugels. Maar omdat tripsen de kleinste gevleugelde insecten zijn kun je die vleugels moeilijk zien. Met een microscoop kun je de vleugels met franje wel duidelijk zien. De Nederlandse naam van deze insecten is daarom ook franje-vleugeligen.
Ze komen op heel veel plantensoorten voor, op het blad en/of in de bloem. Alle soorten leggen eitjes in het plantenweefsel. De jonge stadia komen daaruit tevoorschijn en bewegen zich over de plant. Jonge stadia zijn in het algemeen licht van kleur, volwassen tripsen verschillen sterk van elkaar in kleur, van licht-geel tot nagenoeg zwart. Sommige soorten zoals Californische- en tabakstrips verpoppen op of net in de grond.
De meeste tripssoorten zijn erg beweeglijk. Vooral in de zomer kunnen tripsen zich erg snel ontwikkelen waardoor ze in een rap tempo schade kunnen toebrengen aan het gewas.

Schade door trips

Je kunt tripsen grofweg in twee groepen verdelen: bladbewonende en bloembewonende soorten. De bladbewoners zuigen voornamelijk van het blad en voeden zich niet met stuifmeel. Bloembewoners kunnen zich behalve met plantenweefsel ook met stuifmeel voeden. Tripsen zuigen plantensappen. Ze schrapen als het ware over het blad, ze prikken het blad dus niet echt aan. De schade is meestal zichtbaar in de vorm van zilvergrijze vlekjes op de bladeren met daarin zwarte puntjes, de uitwerpselen van de trips. In bloemen en knoppen zorgt trips voor zuigschade, vlekjes maar ook vergroeiingen. Sommige tripsen kunnen virussen overdragen wat ze nog meer gevreesd maakt onder telers.